Ik heb het verhaal dus thuis helemaal gereconstrueerd.
Dit was de beginopstelling.
Nina en Saartje (met kleedje) zien in de wei een lepel liggen. Ze spiegelen zich erin.
Nina en Saartje zien op een heuvel een zilverpapiertje liggen en proberen zich erin te spiegelen.
Nina en Saartje zitten langs de rand van de oever en spiegelen zich in het water.
Nina en Saartje komen kijken in de spiegel die ze van de kleuters gekregen hebben.
Nina, Saartje en al hun vriendjes vieren feest. Nina krijgt een stukje taart.
Reflectie op het uitvoeren van alternatief vertellen tijdens de stage.
Ik had mijn opstelling klaargezet tijdens de speeltijd. Als de speeltijd gedaan was hebben we eerst de boekentasjes ingepakt zodat ik rustig mijn verhaal kon vertellen. De KA alternatief vertellen was na de laatste speeltijd voor het naar huis gaan.
Als alle boekentasjes ingepakt waren kon ik met de activiteit starten.
Ik verzamelde de kleuters in de onthaalhoek.
Als alle kleuters een plaatsje gevonden hadden op de mat en in kleermakerszit zaten kon ik met het alternatief vertellen beginnen.
Het vertellen verliep in het begin zeer goed. De kleuters waren aandachtig en je zag aan hun gelaatsuitdrukking dat ze geboeid waren. Tijdens de wandeling van Saartje en Nina verwees een kleuter naar onze tocht voor de school die de klassikale impressie was na het onthaal in de voormiddag. Hij zei dat Saartje en Nina ook naar dingen opzoek zijn waar ze zichzelf in kunnen zien.
Af en toe stond er ook eens een kleuter recht om te kijken naar wat Saartje en Nina nog zouden tegenkomen tijdens hun wandeling.
Meerdere keren heb ik de opmerking moeten geven dat de kleuters terug moesten gaan zitten als indiaantjes (in kleermakerszit) en dat ze later in het verhaal wel te weten zouden komen wat Saartje en Nina nog tegen zouden komen.
Tegen het einde van de klassikale activiteit begonnen de meeste 3-jarigen af te haken. Ze begonnen met elkaar te prullen, gingen op de bankjes zitten, staarden om zich heen,... Ik zette mijn verhaal toch door omdat ik zag dat de andere kleuters (waaronder enkele 3 en 4-jarigen) heel betrokken aan het luisteren waren. De betrokkenheid kon ik afleiden aan hun mimiek, houding en de concentratie waarmee ze aan het luisteren waren.
Als de kleuters naar huis waren overlegde ik met mijn stagementor mijn activiteiten. Over het alternatief vertellen vertelde ze me dat het voor de 3-jarigen te langdradig was. Saartje en Nina kwamen voor de 3-jarige te veel dingen tegen. Voor 3-jarige moest er sneller tot een oplossing gekomen zijn. (Saartje en Nina moesten sneller een spiegel vinden zodat ze zichzelf konden zien.)
Bij een volgend alternatief vertellen, ga ik er over waken dat het verhaal niet te lang is voor de 3-jarigen maar ook niet te kort, zodat de 4-jarigen voldoende uitdieping in het verhaal hebben om dingen te ontdekken.
Conclusie:
- Het alternatief vertellen was zeker op niveau van 4-jarigen.
- Het verhaal voor de 3-jarigen had iets korter moeten zijn en meer 'straight to the point'.
- Qua ondersteuning met materialen zat de activiteit goed.